Martijn te Brake is 1 van de 6 inspiratiebedrijven natuurinclusieve landbouw in Gelderland. Samen met zijn vrouw Ursula bestiert hij een melkveebedrijf met 65 koeien in Woold, vlakbij Winterswijk. Hij is ook 1 van de deelnemers van PAVEx. “Voor een goede landbouwpraktijk met minder uitspoeling heb je elkaar nodig”, zo verduidelijkt Te Brake zijn deelname aan het langjarige experiment rondom kringlooplandbouw. In zijn geval werkt hij samen met de akkerbouwer Erik Snijders in het nabijgelegen Meddo. Het zoeken naar het juiste bouwplan vanuit die samenwerking is soms best een lastige puzzel, zo heeft Te Brake ervaren. Over het algemeen is het bouwplan 1 jaar mais, gevolgd door een jaar aardappelen en daarna grasland. “Maar we hebben ook wel eens een jaar gras tussen de mais en aardappelen gehad.” Voor Te Brake is vertrouwen dé basis voor samenwerking. “Ik doe alles op basis van vertrouwen. Erik en ik snappen elkaar beter nu we in het project intensiever kijken naar kringlooplandbouw vanuit samenwerking.”
Dat ‘intensieve kijken’ betreft onder andere het frequent nemen van bodemmonsters. “Daar heb ik van geleerd dat ik voor 1 september moet stoppen met bemesten. Zo heb ik na de maisoogst eens gras ingezaaid voorafgegaan door bemesting. Maar bodemmonsters wezen uit dat de nutriënten grotendeel uitspoelden.” Te Brake is mede door het samenwerkingsproject anders naar de bodem gaan kijken. “Ik ben de afgelopen jaren steeds minder kunstmest gaan gebruiken en zie dat de bodem, mits er voldoende organische stof aanwezig is, zelf sterk en robuust genoeg is. Dat is toch kringlooplandbouw!”
De kringloopstappen die Martijn en Ursula de afgelopen jaren hebben gezet, hebben ertoe geleid dat ze nu omschakelen naar biologische landbouw. Medio april 2025 is de omschakelperiode voorbij en vanaf medio oktober 2025 wordt ook echt biologische melk geleverd. Dat betekent dat de samenwerking met akkerbouwer Erik Snijders anders ingericht wordt. En Martijns’ focus komt nóg meer te liggen op zoveel mogelijk weidegang. In 2024 kregen de koeien ruim 2100 uur weidegang. Als de omstandigheden (het weer) het toelaten, willen Martijn en Ursula dit jaar meer weidegang toepassen. “Met zo min mogelijk externe input boeren, zo zie ik kringlooplandbouw!”
Martin Scholten, toen strategisch adviseur van de Raad van Bestuur van Wageningen University & Research, heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan Schoutens’ kringloopvisie. Hij trok onvermoeibaar het land door om uit te leggen wat kringlooplandbouw is. De kern is, zo doceerde hij destijds, een landbouw dat zuinig omgaat met grondstoffen en de grond en biomassa die ze produceert tot waarde brengt. “Als boer moet je ook oog hebben voor de waarde van reststromen, bijproducten. Dan produceer je veel meer en wordt boeren ook leuker.” Dus niet langer een focus op voortdurende verlaging van de kostprijs van producten, maar inzetten op voortdurende verlaging van het verbruik van grondstoffen door een efficiëntere benutting in kringlopen.
Inmiddels is het woord kringlooplandbouw vervaagd en voeren termen als natuurinclusieve landbouw of regeneratieve landbouw meer de boventoon. Is dat nu allemaal een andere sticker voor dezelfde inhoud? Er is sprake van overlap, maar ook van verschillen. Kort gezegd richt kringlooplandbouw zich vooral op het sluiten van (grondstof)kringlopen, natuurinclusieve landbouw op productie met en voor natuur en richt regeneratieve landbouw zich vooral op een gezonde bodem. Dat kan in de praktijk tot verschillen leiden. Neem weidegang! Om mest en emissies zo goed mogelijk op of af te vangen en zo efficiënt mogelijk te hergebruiken, kun je koeien het beste op stal houden. Maar bij natuurinclusieve landbouw wordt juist gepleit voor koeien in de wei, omdat koeienvlaaien belangrijk zijn voor de levenscyclus van insecten, de voedselbron van voedsel voor weidevogels. Daarnaast biedt weidegang koeien de mogelijkheid om natuurlijk gedrag te uiten.
Je zou als boer kunnen zeggen: gooi maar in mijn pet al die modieuze, wollige termen. Als jullie het niet weten, wat moet ik daar dan mee? Maar die verschillende woorden verbeelden wel hoe ingewikkeld de zoektocht is naar een andere manier van boeren. Naar een landbouw die een positieve impuls geeft aan bodem-, water-, lucht-, natuur- en landschapskwaliteit. En of je het accent nu legt op natuur, sluitende kringlopen of de bodem: het draagt allemaal bij aan een meer duurzame, toekomstbestendige landbouw. Waar je de accenten legt, hangt erg af van je bedrijfssituatie, het gebied waar je boert en wie je bent als persoon, als ondernemer.
En dan komen we weer bij voormalig landbouwminister Carola Schouten uit. Die voorzag al de vaagheid van het begrip kringlooplandbouw en startte het project KPI’s Kringlooplandbouw (afgekort KPI-K). Met als doel om een uniforme set Kritische Prestatie Indicatoren (KPI’s) te formuleren om het begrip kringlooplandbouw praktisch handen en voeten te geven. Inmiddels is het project omgedoopt tot Boeren KPI en is de set voor de melkveehouderij en akkerbouw gereed. Het voordeel is dat het leidt tot een concrete, gemeenschappelijke duurzaamheidstaal. Met ruimte voor accentverschillen. In een waterwingebied bijvoorbeeld zal de lat (drempelwaarde en streefwaarde) wat betreft stikstofbodemoverschot en fosfaatoverschot hoger liggen dan elders.
Terug naar kringlooplandbouw. Een belangrijke manier om kringlopen verder te sluiten is door samenwerking tussen akkerbouwers en melkveehouders verder te intensiveren. In het project PAVEX (Pilots samenwerking Akkerbouw en Veehouderij in vijf EXperimenteergebieden Kringlooplandbouw) is daar de afgelopen 4 jaar veel ervaring mee opgedaan. Mart Wagenvoort is projectleider voor het PAVEX-experimenteergebied Achterhoek. Dat betreft 3 samenwerkingsverbanden tussen een akkerbouwer en een melkveehouder (zie ook kader ‘Met zo min mogelijk externe input boeren’ met melkveehouder en natuurinclusief inspiratieboer Martijn te Brake). Het project zou eind 2024 aflopen, maar er is een jaar aangeplakt. De bedoeling is om ergens in november 2025 een slotbijeenkomst te organiseren. Wagenvoort zegt dat het de bedoeling is om het project door te trekken onder de vlag van het omvangrijke project ReGeNL. Daarin wordt met 1.000 boeren de overgang naar regeneratieve landbouw in gang gezet. Waarbij regeneratieve landbouw wordt gedefinieerd als landbouw dat samengaat met bodemverbetering en natuurherstel en daarbij een goed verdienmodel vormt voor de boeren.
Wagenvoort boert samen met zijn vriendin op een melkveebedrijf in Eibergen en is daarnaast GAJK-voorzitter. “Hoe kunnen we naar een duurzamer grondgebruik tussen akkerbouwers en melkveehouders”, zo definieert Wagenvoort het Achterhoekse PAVEX-doel. Voor elk van de 3 Achterhoekse samenwerkingsverbanden tussen een akkerbouwer en melkveehouder is bij aanvang een 8-jarig bouwplan opgesteld, specifiek toegesneden op beide bedrijfssituaties. “Daarbij hebben we niet alleen gekeken naar de vruchtwisseling en bodemkwaliteit, maar ook de economische en sociale waardering”, aldus Wagenvoort. Om het effect van dit gezamenlijke bouwplan in kaart te brengen zijn in het najaar bodemmonsters genomen en gedurende het groeiseizoen gewasmonsters. Dat laatste om de opbrengst te bepalen, maar ook om te monitoren in hoeverre de afgesproken vruchtwisseling bijdraagt aan een robuuster gewas. “In de Achterhoek zijn er best veel samenwerkingsverbanden tussen melkveehouders en akkerbouwers, maar die zijn vaak voor de korte termijn en vooral gericht op wederzijds financieel voordeel of (extra) mestplaatsingsruimte. Door óók te kijken naar de milieu- en bodemkwaliteitseisen en de ruwvoervoorziening trekken we dit breder en langer.”
In de 4 jaar dat het project loopt, is Wagenvoort gebleken dat het lastig is om langjarig gestructureerde afspraken te maken tussen akkerbouwer en melkveehouder. “Het is allemaal nog niet zo heel erg makkelijk. De bereidheid is er wel, maar bijvoorbeeld door droogte of andere redenen zien we dat het oorspronkelijke 8-jarige bouwplan is losgelaten.” Waarbij bijvoorbeeld niet na 4 jaar grasland is gescheurd, maar al na 2 jaar. “Voor de korte termijn kan dat heel begrijpelijk en logisch zijn, maar wat betekent dat voor je stikstofuitspoeling, je opbouw van organische stof?”
Wat verder bleek uit het Achterhoekse samenwerkingsexperiment is dat beleidsregels het in de weg kunnen staan. Neem de GLB Ecoregeling. Als melkveehouder scoor je punten als je singels of groene randen langs je percelen hebt. Wagenvoort: “Maar als je die percelen ruilt met een akkerbouwer, loop je die punten mis en kan het er net voor zorgen dat je een ha-toeslag misloopt.”
Een belangrijk aspect van het project is om meer inzicht te krijgen in de effecten van het scheuren van grasland. De algehele gedachte is dat scheuren slecht is voor de bodem en nutriëntenverlies. “Als je blijvend grasland afzet tegen continue mais telen is dat eerste natuurlijk veel beter. Maar als je vanuit de samenwerking percelen gaat rouleren, kan gemiddeld op de totale oppervlakte van de samenwerking het organische stofgehalte wel stijgen.” Hiermee wil Wagenvoort maar zeggen dat je vanuit een samenwerkende kringloopgedachte gebiedsgericht moet kijken. Om boeren vanuit die grondgedachte concreet handvatten te geven wordt er binnen WUR gewerkt aan de ontwikkeling van een model waarin het effect van beslissingen om af te wijken van het langjarige gezamenlijke bouwplan door worden gerekend. “We hebben een testje gedraaid, het staat nog in de kinderschoenen hoor”, weet Wagenvoort.
De Achterhoekse projectleider benadrukt dat samenwerking een middel is en geen doel. “Voor bedrijven met relatief veel eigen grond is het misschien niet nodig. En bovendien moet het bij je als persoon passen.” Wagenvoort geeft aan dat samenwerking door de overheid niet tot doel verheven moet worden. “Het kan wel een heel goed middel zijn om doelen die je samen hebt en definieert te behalen!”
Kringlooplandbouw, natuurinclusieve landbouw, regeneratieve landbouw; het zijn ‘maar’ labels. En dan hebben we het nog niet eens gehad over biologische landbouw of biodynamische (BD) landbouw. Er zijn tenslotte meerdere wegen naar Rome. Om in die metafoor te blijven: als boer zul je eerst je eigen ‘Rome’ moeten definiëren. Dat is lastig en wat niet helpt, is dat het ontbreekt aan een eenduidige overheidsvisie op landbouw en voedselproductie in Nederland. Wat ook niet helpt, is dat het NPLG (Nationaal Programma Landelijk Gebied) ter ziele is. Dat was juist bedoeld om gebiedsgericht en met alle spelers in het gebied te bepalen welke doelen gelden in het gebied. En met elkaar af te spreken hoe, in welk tempo en met welke ondersteuning die doelen te realiseren. Maar in heel Nederland zijn er talloze van onderaf ontstane initiatieven die proactief de handschoen oppakken. Niet zelden geholpen en ondersteund door gemeenten of provincie. In Gelderland is vanuit die gedachte het Markemodel ontstaan. Samen met de provincie wordt dat in 2025 verder uitgebouwd tot de Monitor Duurzame Landbouw Gelderland (MDLG). Als handvat om eigen keuzes te maken voor een toekomstbestendig duurzaam boerenbedrijf. En of de weg daarnaartoe nu geplaveid is met kringloopstenen, natuurstenen, regeneratieve stenen, biologische of BD-stenen: wat maakt het uit? Zolang je zelf én je omgeving maar volmondig beamen: wat geweldig dat je hier boert op de manier waarop je dat doet!