In het eerste deel van het verhaal (lees hier deel 1) over hoe boeren het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen (GBM) kunnen verminderen, is te lezen welke eerste vijf preventieve maatregelen ze kunnen nemen. We pakken de draad op bij de 6e preventieve maatregel:
Verbinding met de natuur
De 6e preventieve maatregel is het verbinden van de land- en tuinbouw met de natuur. WUR heeft in augustus 2022 op een rij gezet om welke maatregelen het dan gaat. Het rapport is hier te downloaden. Voor de akkerbouw en vollegrondsgroenteteelt gaat het over 29 maatregelen, waarbij per maatregel is gekeken naar de bijdrage aan het verbeteren van de biodiversiteit, de praktische toepasbaarheid en in hoeverre ze bijdraagt aan de doelen van het ‘Uitvoeringsprogramma toekomstvisie Gewasbescherming 2030’ (UP). Bijgaande afbeelding is de samenvatting van die inventarisatie.
Scores voor maatregelen die bijdragen aan biodiversiteit in bredere zin, en doelen van de UP en de praktische haalbaarheid. Zoom in op de afbeelding.
Scores voor maatregelen die bijdragen aan biodiversiteit in bredere zin, en doelen van de UP en de praktische haalbaarheid. Zoom in op de afbeelding.
Voorkomen is natuurlijk altijd beter dan genezen (preventie), maar daarnaast moet je ook kunnen ingrijpen als een ziekte, plaag of onkruidvorming zich voordoet gedurende de teelt. De laatste jaren zijn de alternatieven voor GBM enorm toegenomen in de vorm van technische en biologische maatregelen. Onder het laatste valt de inzet van natuurlijke vijanden, iets waarin bijvoorbeeld de fruitteelt de nodige ervaring is opgedaan (Lees artikel ’De overheid wil snel, maar we hebben tijd nodig’). Een andere interessante biologische ontwikkeling betreft het beïnvloeden van wat heet het microbioom. Dat is een natuurlijk schild van micro-organismen in en rond de plant en haar wortels. Er vindt meer en meer onderzoek plaats hoe dat microbioom positief is te beïnvloeden.
De trits technische maatregelen is schier eindeloos en is als volgt te rubriceren:
- Fysiek afschermen van de teelt (denk aan netten en windschermen in de fruitteelt).
- Niet kerende grondbewerking, stroken- en of mengteelt.
- Fysische technieken (denk bijvoorbeeld aan stomen, branden, microgolven).
- Mechanische technieken (denk aan schoffelen, eggen, aanaarden; er wordt veel ontwikkeld en beproefd).
- Beeld- en sensortechnieken. Hier vindt heel veel ontwikkeling plaats in de vorm van bijvoorbeeld zelfrijdende robots die met camera’s en sensoren, meestal gevoed door kunstmatige intelligentie (AI), onkruiden herkennen en verwijderen. Ofwel elektrisch, met laserstralen of met ‘robothandjes’ die het onkruid eruit trekken.
- Driftreducerende maatregelen. Denk aan speciale spuitdoppen of andere aanpassingen aan spuitmachines.
- Beslissingsondersteunende maatregelen. Hier gaat het vooral om precisietechnieken, bijvoorbeeld door gebruik te maken van satellietbeelden.
Geen GBM kan niet
Ondanks alle hiervoor genoemde maatregelen blijft de inzet van GBM noodzakelijk zo stelt het Uitvoeringsprogramma. Daarover valt natuurlijk te twisten; de biologische landbouw laat zien dat het wel degelijk zonder kan. Maar voor wie die overstap niet wil maken, ijvert het Uitvoeringsprogramma zich wél voor toelating van een breed palet aan gewasbeschermingsmiddelen vallend in het laagste risico-profiel (laag risico-stoffen). Daarbij is er speciale aandacht voor wat wordt genoemd ‘special crops’; kleine, heel gespecialiseerde teelten vooral in de tuinbouw. Dat zijn zo kleine markten dat het voor chemische grootmachten als bijvoorbeeld Bayer, BASF, Syngenta niet of nauwelijks interessant is laag risico-middelen te ontwikkelen.
Verder belangrijk is wat heet de vrijstelling van gewasbeschermingsmiddelen. Er vallen steeds meer GBM weg, waardoor boeren soms acuut in de problemen dreigen te komen. Goed voorbeeld is het gebruik van de middelen Exirel en Tracer voor de bestrijding van de suzuki-fruitvlieg bij kersen. In mei 2024 gaf demissionair landbouwminister Piet Adema een tijdelijke vrijstelling voor het gebruik ervan.
Een ander belangrijk aspect is de dunne scheidslijn tussen GBM en biociden. Biociden zijn middelen om schadelijke organismen te bestrijden. Denk aan desinfectie- en conserveringsmiddelen. Bij toelating wordt daar de laatste jaren steeds strenger naar gekeken, waardoor steeds meer biociden niet als GBM ingezet kunnen worden. Waardoor andere, vaak meer schadelijke, middelen worden gebruikt.
De vijfde en laatste hoofdzaak betreft de inzet en het gebruik van emissie reducerende en residu beperkende maatregelen. Wat dat eerste betreft; dat ondervinden akkerbouwers sinds begin 2024 aan den lijve. Vanaf dat moment zijn ze namelijk wettelijk verplicht om bij het vullen van hun spuitmachine met vloeibare gewasbeschermingsmiddelen gebruik te maken van een gesloten vulsysteem. Vanaf 1 januari 2027 wordt die wettelijke plicht uitgebreid en komen er randvoorwaarden wat betreft erf, gebouwen en de interne en externe reiniging van spuitmachines. Meer informatie vind je hier.
Stap voor stap
Papier is geduldig, maar de praktijk is weerbarstig. Dat blijkt wel uit de eerste rapportage ‘De staat van Nederlandse plantgezondheid’. Die constateert dat weerbare teeltsystemen nog niet in staat zijn ervoor te zorgen dat de spuitmachine niet meer nodig is. Maar stap voor stap worden er successen geboekt. Zijn er technische ontwikkelingen waardoor de afhankelijkheid van gewasbeschermingsmiddelen afneemt. En wordt het steeds duidelijker dat het integreren van natuur en biologische principes in de bedrijfsvoering ecologisch én economisch voordelen biedt!
Deel 2 maakt onderdeel uit van een longread over gewasbeschermingsmiddelen. Meer weten over dit onderwerp?