Met veel toekomstige jonge ondernemers in de zaal trapte Pouwel Inberg de inspiratiebijeenkomst af. Hij is naast wethouder in Brummen ook stuurgroepslid van het Platform Natuurinclusieve landbouw Gelderland. ‘’We moeten het met zijn allen doen’’, zegt Inberg. ‘’We staan voor een grote uitdaging, waarin we zoeken naar ruimte voor wonen, natuur, landschap, energie, en recreatie. Deze ruimte vinden we op het platteland, maar een groot deel van deze ruimte heeft de landbouw in gebruik voor de voedselproductie. We moeten samen op zoek naar een economisch systeem waarin landbouw en natuur elkaar kunnen vinden. Dat vraagt een om transitie’’, meent Inberg. Een verandering waarbij de gemeente Brummen boeren ondersteunt in dit proces door bijvoorbeeld het geven van cursussen. Daarnaast ondersteunt de Provincie Gelderland deze transitie door het initiëren van initiatieven en projecten rondom natuurinclusieve landbouw.
Martijn van der Heide, bijzonder hoogleraar natuurinclusieve plattelandsontwikkeling aan de Rijksuniversiteit van Groningen schetste in zijn verhaal de noodzaak van de transitie. ‘’Jaren van ontwikkeling, groei en intensivering hebben ertoe geleid dat we onze grenzen binnen de landbouw hebben bereikt, zowel op het economische, ecologische als sociale vlak. De enorme groei van landbouwbedrijven was de laatste decennia nodig om het inkomen van de agrariër op peil te houden. Dat is ten koste gaan van de ecologie. Schaalvergroting, intensivering, monocultuur hebben afbreuk gedaan aan landschap, natuur en biodiversiteit. Nu ook nog de maatschappij vraagt om gezond en verantwoord geproduceerd voedsel en behoefte heeft aan ruimte op het platteland, kunnen we er niet meer omheen: we moeten het anders gaan doen. Dit hoeven de boeren niet alleen te doen, maar dit moet plaatsvinden in de gehele keten’’, zegt Van der Heide. Van producent tot consument. In deze transitie staat 'boeren met natuur' centraal, waarbij aandacht is voor een gezonde bodem, landschap, maatregelen op erf- en gebiedsniveau en inzet op specifieke soorten. Het toepassen van natuurinclusieve landbouw is hierbij een middel. Download hier de presentatie.
"We hebben de grens van onze productiviteit in de landbouw bereikt. We moeten naar een extensiever gebruik van onze productiemiddelen; grond, arbeid en kapitaal. Dat betekent dat we minder voedsel produceren en ons als boer meer en meer moeten richten op dienstverlening. Wij dragen bij aan het herstel en of verbeteren van natuur, landschap, biodiversiteit, klimaat of water op ons bedrijf en /of in onze direct omgeving. Hier hoort een vergoeding tegenover te staan’’, legt Carel de Vries uit. In de Achterhoek is hard gewerkt aan een sturingsmodel, het zogenaamde Markemodel. Dit model is meer dan een verdienmodel, waarin verschillende partijen zoals het waterschap, waterbedrijf, overheden, zuivel en banken middelen storten. De ondernemer ontvangt voor zijn verrichte diensten een passende vergoeding. Hij illustreert dit aan de hand van een doorrekening op basis van resultaten van 287 boeren (2017-2019) die deelnemen in de Vruchtbare Kringloop Achterhoek (VKA). Voor elke indicator krijgt een boer punten. "De gemiddelde VKA-boer zou met dit model nu €4500,- ontvangen, maar er zijn ook uitschieters naar € 30.000,- . Zo’n systeem biedt ondernemers perspectief om er mee aan de slag te gaan. Het probleem ligt niet bij de boer, die is wel bereid om te veranderen. Het grote probleem ligt volgens mij bij de partijen om de boer heen. Zij moeten nog grote stappen maken in dit proces’’.
Jan Willem Breukink vertelt met enthousiasme over hoe hij de eerste stappen naar een meer natuurinclusieve bedrijfsvoering maakte. Eigenlijk was het een samenloop van omstandigheden. Voor ‘’Ruimte voor de Rivier’’ moest hij zijn bedrijf verplaatsen. Op 400 meter van de oude locatie bouwden ze een prachtig nieuw bedrijf met een nieuwe stal voor 180 melkkoeien. ‘’Helaas deden de koeien het niet goed in de stal. Heel veel koeien kampten met tussenklauwontsteking met alle gevolgen van dien. Antibiotica, voetbaden, van alles hebben we geprobeerd. De voetbaden en antibiotica losten het probleem niet op. Deze middelen kwamen uiteindelijk via de mest in de bodem terecht. Eigenlijk liep ik volledig vast in het systeem. Totdat ik besloot het eiwit in het (kracht)voer naar beneden te schroeven. Dat bleek een gouden greep. De problemen namen af en nu na 3 jaar gebruiken we geen enkel voetbad meer. De veegezondheid is met sprongen vooruitgegaan. En onze stal staat ondertussen vol met duurzame en diverse dieren''. Diversiteit is volgens Jan Willem dan ook de kracht binnen natuurinclusieve landbouw. Zijn Engels raaigras heeft plaats gemaakt voor diverse kruidenrijke percelen en hij gebruikt geen gewasbeschermingsmiddelen meer op zijn percelen. Ook heeft maisteelt plaatsgemaakt voor andere energierijke gewassen, zoals tarwe. ''Door onderzaai met kruidenrijk gras toe te passen onder de tarwe kan ik twee keer oogsten en mis ik maar een klein deel van mijn droge stofopbrengst per hectare ten opzichte van de 16 ton ds per hectare mais, die ik voorheen oogstte. De afgelopen jaren heb ik veel geëxperimenteerd met nieuwe teelten, gewassen en kruidenrijke grassen. De weerbaarheid van de bodem is toegenomen. Ik ben uit een stramien gestapt. Een stramien, waarin productie in het verleden de boventoon voerde. In dit stramien ben ik opgeleid, maar ondertussen heb ik de kracht van diversiteit leren kennen'', merkt Breukink tot slot op.
Samen transitie in gang zetten
Wim Bonestroo uit Nunspeet, melkveehouder en lid van Agractie, liet een ander geluid horen. Volgens hem is de transitie niet nodig, maar geeft hij de voorkeur aan produceren tegen een zo laag mogelijk kostprijs. Zolang consumenten niet betalen voor extra inspanningen is het volgens hem niet wenselijk stappen te zetten in deze richting. Melkveehouder Bertus Doppenberg van NMV stond er iets genuanceerder in. "We moeten onze kop niet in het zand steken en wel meebewegen in deze ontwikkeling, maar houd wel rekening met de omstandigheden. Ondernemers moeten wel een goed inkomen kunnen blijven realiseren. Extensiveren is niet voor iedereen weggelegd en hangt sterk af van de bedrijfsvoering en de grondsoort waarop je boert''. Jan Willem Breukink ziet wel de meerwaarde van meer biodiversiteit op zijn bedrijf. ‘’We zijn in onbalans geraakt’’, zegt hij. Carel de Vries vult hem aan: "Er is door de jaren heen een structurele weeffout ontstaan, waarin productie de boventoon voerde en waardoor natuur en milieu gesloopt zijn. Dit moeten we samen herstellen. Daarom is het ook zo belangrijk dat 23 partijen in Gelderland de handen ineen hebben geslagen om via het platform te werken aan een transitie naar een duurzaam landbouwsysteem''. Volgens Martijn van der Heide ligt de sleutel voor een oplossing voor een belangrijk deel in de praktijk. Door samen te leren, innoveren en implementeren in de praktijk.