Het waterschap Rivierenland heeft natuurinclusieve boeren nodig. Voor een betere waterkwaliteit en waterberging. Heemraad Kees Romijn schetst daarbij een verdienmodel als vergezicht. ‘Natuurinclusieve boeren hebben respect voor en zicht op de opgaves die er liggen.’
Kees Romijn zit als heemraad in het dagelijks bestuur van waterschap Rivierenland en is onder andere verantwoordelijk voor watersystemen en klimaatadaptatie. Melkveehouders kennen hem misschien nog als oud-voorzitter van de LTO-vakgroep melkveehouderij. Romijn zegt dat de EU nitraatrichtlijn en de daaraan verbonden derogatiebeschikking, die Nederland dus is kwijtgeraakt, met name over de kwaliteit van het grondwater gaat. De KRW gaat vooral over oppervlaktewater. Als boer heb je vooral te maken, zo zegt hij, met generieke normen vanuit het Rijk. “Bijvoorbeeld hoeveel je mag bemesten en wanneer met betrekking tot stikstof en fosfaat. Of het instellen van bufferstroken. Als waterschap staan wij dichter bij de boeren. Denk aan aanleg natuurvriendelijke oevers: dat zorgt voor een betere waterkwaliteit en voor meer biodiversiteit.” Romijn realiseert zich dat beide maatregelen voor verwarring kunnen zorgen bij boeren. Zijn definitie van een bufferstrook: een strook beteelde grond langs een waterloop, die ervoor zorgt dat uit- en afspoeling van nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen van beteelde grond naar het oppervlaktewater verminderd wordt. “Een natuurvriendelijke oever is rijker qua biodiversiteit. Vaak zie je dat natuurvriendelijke oevers heel geleidelijk aflopen naar het water toe. Voordeel voor waterschap is ook dat je daardoor veel meer waterberging in het gebied krijgt.” Volgens Romijn is iedereen het er wel over eens dat het goed is bufferstroken en natuurvriendelijke oevers te combineren. “Maar niet overal; het is maatwerk dat in gebiedsoverleg vastgesteld moet worden. Ook binnen het waterschap denken we soms: hier voegen brede bufferstroken eigenlijk weinig toe. Maar op andere plekken zien we juist graag meer bufferstroken en natuurvriendelijke oevers. Dus ja, frustraties over generiek beleid van Rijksoverheid en Brussel overvleugelen de energie in gebiedsprocessen soms.”
Natuurinclusief boeren een plus
Meer natuurinclusief boeren draagt bij aan de wateropgaven is de stellige overtuiging van Romijn. “Als je als boer serieus kijkt naar de externe effecten die je hebt met je bedrijf op de lucht, de kwaliteit van het oppervlaktewater en grondwatergebruik in droge perioden. Als een vruchtbare, gezonde bodem die altijd beteeld voor jou een leidend principe is, waardoor die in staat is om grote regenbuien op te nemen en vast te houden, dan zorg je er mede voor dat het water minder snel in het hoofdwatersysteem komt. Als er één groep is die zich door de eeuwen heen heeft weten aan te passen dan zijn het de natuurinclusieve boeren. Die hebben respect voor en zicht op de opgaves die er liggen. En willen betrokken zijn bij de oplossing en uitvoering daarvan. De kunst is: hoe krijgen we als waterschappen de energie van dit soort boeren zo ingevuld en georganiseerd dat we vooruit roeien?’’
Verdienmodel als vergezicht
Dat geld, verdienvermogen in dat opzicht een belangrijke randvoorwaarde is hoef je Romijn niet te vertellen. Hij schetst in dat verband een interessant vergezicht. “Er wordt nu veel gerekend: wat is de opgave voor de komende 50 jaar als het gaat om waterberging, maar bij droogte ook water vasthouden. De conclusie is nu elke keer dat we daarvoor veel grond nodig hebben. Die grond is bijna niet voorradig; als ik dat aan moet kopen… Daarmee wil ik niet zeggen dat een boer morgen al naar het waterschap Rivierenland kan bellen en een deal kan sluiten. Maar het is wel het vergezicht wat we met elkaar moeten afspreken. En daar moeten we geld op zetten anders werkt het niet.”
Gebiedsprocessen zijn volgens Romijn een belangrijk vehikel om geld vrij te maken. Maar om twee redenen gebeurt dit nog onvoldoende. Als eerste omdat er in zijn ogen toch nog teveel wordt geleund op generieke landelijke en Europese regels. “Terwijl je in gebieden eigen keuzes zou moeten maken; doelsturing dus. Dat is ontzettend moeilijk voor Europese en landelijke overheden, om dat vertrouwen te geven. Maar zolang je als overheid alleen werkt met middelvoorschriften, boer je eerder achteruit dan vooruit.” Een tweede reden is volgens hem dat er scepsis is over de houdbaarheid van gebiedsgerichte afspraken. “Wat er nodig is, en dat moeten we ons als waterschap ook aanrekenen, is een betrouwbare overheid. Als we dit pad op gaan moeten we boeren langdurig zekerheid bieden. Bijvoorbeeld in veenweidegebieden die met bodemdaling te maken hebben. Daar moeten we aftikken: dit is het waterpeil voor de komende 10 jaar. Dan weet boer waar hij aan toe is.”
Kees Romijn is heemraad (lid dagelijks bestuur) van het waterschap Rivierenland. Zijn vergezicht is dat óók het waterschap moet zorgen voor een verdienmodel voor boeren die maatregelen nemen die goed zijn voor het halen van de waterdoelen (kwaliteit en kwantiteit).
Bron: https://www.waterschaprivierenland.nl/samenstelling-dagelijks-bestuur